Jaarstukken 2019

Jaarrekening

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Inleiding

De jaarrekening is opgemaakt volgens de voorschriften van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de Financiële Verordening 2017 van Heusden. Eventuele wijzigingen als gevolg van het vernieuwde BBV zijn verwerkt in de beginbalans en toegelicht waar nodig.

In het algemeen kan gesteld worden dat de impact beperkt is en zich met name richt op de rente toerekening in de grondexploitatie. De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Voor de niet in exploitatie genomen gronden wordt gebruik gemaakt van de overgangsregeling waardoor deze tegen dezelfde waarde zijn verantwoord onder de materiële vaste activa.

De wijze waarop op vaste activa wordt afgeschreven en in welke termijn is vastgesteld in de financiële verordening. Bij vaststelling van het Waterplan op 3 juli 2018 is de afschrijvingstermijn voor riolering aangepast naar 40 - 70 jaar. Als afsluiting van dit hoofdstuk is de tabel met de belangrijkste activa overgenomen.

Continuiteit

Sinds begin maart 2020 is er een uitbraak van het Corona virus in Nederland. Wat de consequenties van deze Coronacrisis zijn, zal pas in de loop van 2020 duidelijk worden. Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. Wij hebben de eventuele gevolgen van de Corona uitbraak, zoals benoemd onder de gebeurtenissen na balansdatum, hierin betrokken.
Onze organisatie loopt geen risico voor de continuïteit. We bewaken onze liquiditeitspositie goed en op het moment van de Corona uitbraak hadden we een behoorlijke buffer in ons weerstandsvermogen zoals blijkt uit de paragraaf weerstandsvermogen. We nemen zo nodig maatregelen om onze taken gedurende deze crisis zo goed mogelijk te blijven uitvoeren.

Balans

Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingprijs (BBV art. 63 lid 1) verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Eventuele van derden verkregen specifieke investeringsbijdragen worden in mindering gebracht op het geactiveerde bedrag (BBV art. 62 lid 2). Hierbij wordt de verkregen bijdrage als bate verantwoord. De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden na raadsbesluit geactiveerd.

Materiële vaste activa met een economisch nut
Investeringen met economisch nut
Deze materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingspijs (BBV art. 63:1). Specifieke investeringsbijdragen van derden zijn op de betreffende investering in mindering gebracht (BBV art. 62:2); in die gevallen wordt op het saldo afgeschreven. Slijtende investeringen worden vanaf het moment van ingebruikneming lineair afgeschreven in de verwachte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde. Investeringen die worden gedekt door een huuropbrengst of andere jaarlijkse vergoeding, worden annuïtair afgeschreven, ook als voor deze investeringen standaard een lineaire afschrijving geldt (fin. Verordening bijlage 1). Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) wordt niet afgeschreven (BBV art. 64 lid 3).

Bij de waardering is in voorkomende gevallen rekening gehouden met een bijzondere vermindering van de waarde, indien deze naar verwachting duurzaam is. Volledigheidshalve vermelden wij dat op investeringen die vóór 2004 gedaan zijn soms extra is afgeschreven zonder economische noodzaak. Ook zijn in voorkomende gevallen reserves op dergelijke investeringen afgeboekt.

De nog niet in exploitatie genomen bouwgronden zijn vanaf 1 januari 2016 opgenomen onder de materiële vaste activa. Voorheen waren deze opgenomen bij de voorraden. Voor de waardering van deze gronden wordt gebruik gemaakt van de overgangsregeling. Waardering vindt plaats tegen verkrijgingprijs, dan wel lagere marktwaarde.

Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing in rekening wordt gebracht
Als investeringen grotendeels of volledig worden gedaan voor riolering of het inzamelen van huishoudelijk afval, dan worden deze investeringen op de balans opgenomen onder een afzonderlijke categorie: de investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven (BBV art. 35 lid1b).

Investeringen met maatschappelijk nut
Investeringen met een maatschappelijk nut worden, evenals investeringen met een economisch nut, geactiveerd en over de verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. De verplichting om alle investeringen te activeren volgens de nieuwe methode geldt alleen voor investeringen die van het begrotingsjaar 2017 worden gedaan.

In erfpacht uitgegeven gronden
De in erfpacht uitgegeven gronden zijn gewaardeerd tegen de eerste uitgifteprijs (BBV art. 63 lid 4), oftewel de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor de canonberekening in aanmerking is genomen.
Er is geen sprake van gronden waarvan de erfpacht eeuwigdurend is afgekocht.
Financiële vaste activa
Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs (BBV art. 63 lid 1). Indien de waarde van de aandelen structureel minder waard is dan de verkrijgingsprijs zal afwaardering plaatsvinden (BBV art. 65 lid 1).

Overige verstrekkingen en leningen worden zijn opgenomen tegen de nominale waarde, onder aftrek van een voorziening vanwege verwachte oninbaarheid indien van toepassing.

Voorraden
De als ‘onderhanden werken’ opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingprijs (BBV art. 63 lid 1 en 3), dan wel de lagere marktwaarde (BBV art. 65, lid 2). De vervaardigingprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken), vermeerderd met een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en indirecte kosten. Verkregen verkoopopbrengsten worden in mindering gebracht.
Voor te verwachten verliezen in de grondexploitatie wordt een voorziening gevormd welke in mindering wordt gebracht op de boekwaarde. Hieraan liggen geactualiseerde exploitatieberekeningen ten grondslag. Bij de besluitvorming over de begroting 2020 is ook besloten om, vanwege de wijziging de Notitie Grondbeleid van het BBV (juli 2019), de verliesvoorziening voortaan te vormen op basis van de eindwaarde (in plaats van contante waarde die tot en met 2018 is gehanteerd). Dit is met ingang van 2019 gedaan. Voor 2019 is het effect in de 2de berap 2019 meegenomen.
Voor winstneming is met ingang van 2017 op grond van het BBV de percentage of completion methode van toepassing: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd kan tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden ingenomen. Hiervoor moet het resultaat op de grondexploitatie wel op betrouwbare wijze kunnen worden ingeschat. Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen.

  1. Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat;
  2. De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht;
  3. De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).

Indien aan deze voorwaarden is voldaan, wordt de hoogte van de winstneming per complex (jaarlijks) berekend door ‘het percentage van de gerealiseerde kosten ten opzichte van de totale kosten’ te vermenigvuldigen met ‘het percentage van de gerealiseerde opbrengsten ten opzichte van de totale opbrengsten’. Vervolgens dient deze uitkomst vermenigvuldigd te worden met het verwachte exploitatieresultaat (nadat het berekende effect van de gecalculeerde projectgebonden risico’s op basis van de verwachte kans van optreden in mindering is gebracht op het exploitatieresultaat) van de grondexploitatie. Indien er hierna nog een positief bedrag resulteert, kan dit bedrag als winst worden genomen uit het plan. De uitkomst van de berekening wordt daarbij per complex afgezet tegen de in eerdere jaren reeds genomen winst.

Grond bestemd voor gebiedsontwikkeling op termijn door de gemeente
Conform de notitie Grondbeleid 2019 van de commissie BBV worden gronden die (in het verleden) zijn verworven met het oog op concrete (gebieds)ontwikkeling op termijn voortaan verantwoord onder het kopje ‘grond bestemd voor gebiedsontwikkeling op termijn door de gemeente’ (ook wel warme gronden genoemd). Randvoorwaarde is dat is voldaan aan de criteria die zijn genoemd in de Notitie Grondbeleid.  
De gronden die al in bezit waren zijn voor wat betreft de toepassing van artikel 65 lid 1 BBV gewaardeerd tegen de bestaande waarde.
Aan de boekwaarde wordt geen rente toegevoegd. Wel worden de voorbereidingskosten  (met name bestemmingsplankosten, beheerkosten en de apparaatskosten) van de herontwikkeling tot het moment van vaststelling van het bestemmingsplan jaarlijks toegevoegd aan de boekwaarde. Op basis van een grondexploitatieberekening is en wordt zo nodig een verliesvoorziening gevormd die jaarlijks wordt geactualiseerd. Aan de raming van de toekomstige opbrengsten in de grondexploitatie ligt minimaal per 2  jaar een taxatie ten grondslag op basis van de toekomstige bestemming (of bestaande bestemming als het programma nog niet vaststaat).
Om het inzicht te bevorderen is er bewust voor gekozen om de voorbereidingskosten op te nemen onder ‘grond bestemd voor gebiedsontwikkeling op termijn door de gemeente’. Zo worden deze kosten ook betrokken bij de (af)waardering op van de jaarlijkse exploitatieberekening en blijven deze kosten ook inzichtelijk in het kader van de vennootschapsbelasting.
Hiermee wordt een bestendige gedragslijn gehanteerd in vergelijking met de vorige jaarrekening(en) en worden in lijn met het BBV tijdelijke resultaatschommelingen voorkomen. De gronden blijven gewaardeerd tegen de aanschafwaarde plus voorbereidingskosten en worden niet opgewaardeerd naar de getaxeerde waarde.

De voorraad gereed product en handelsgoederen wordt gewaardeerd tegen de kostprijs, of tegen de marktwaarde indien deze lager is dan de kostprijs.

Vorderingen en overlopende activa
De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, verminderd met een voorziening voor verwachte oninbaarheid (BBV art. 63 lid 8). De voorziening is bepaald op basis van de geschatte inningskansen.

Liquide middelen en overlopende posten
Deze liquide middelen zijn tegen nominale waarde opgenomen.

Eigen vermogen
Aangezien de gemeenteraad bij het vaststellen van de jaarrekening besluit over de resultaatbestemming is het gerealiseerde resultaat afzonderlijk opgenomen onder het eigen vermogen. Dit saldo bestaat uit het bruto resultaat en de mutaties in reserves waarover de gemeenteraad bij de primaire begroting of latere begrotingswijzigingen al besloten heeft.

Voorzieningen
Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betreffende verplichting of het voorzienbare verlies. Voorzieningen worden op grond van het BBV gevormd voor:

  • verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op balansdatum onzeker is maar redelijkerwijs te schatten;
  • op balansdatum bestaande risico’s van verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs te schatten is;
  • kosten die in een volgend begrotingsjaar worden gemaakt maar de oorsprong hebben in het begrotingsjaar of een eerder begrotingsjaar en de voorziening strekt tot kostenegalisatie;
  • bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen waarvoor een heffing wordt geheven;
  • van derden verkregen middelen die specifiek besteed moet worden.

Zoals vermeld bij de betreffende activa worden voorzieningen die de waarde van een actief corrigeren in mindering gebracht op de boekwaarde van het actief.

Schulden met een looptijd langer dan één jaar
De schulden met een looptijd langer dan één jaar zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met gedane aflossingen.

Vlottende passiva
Zowel de schulden met een looptijd korter dan één jaar als de overlopende passiva zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

Borg- en garantstellingen

Van de door de gemeente gewaarborgde leningen is op de balans buiten telling het totaalbedrag van de schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen (BBV art. 50). In de toelichting op de balans is de specificatie opgenomen van deze borgstellingen.

Staat van baten en lasten

Algemeen

De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden vóór het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.

Algemene uitkering uit het gemeentefonds

De algemene uitkering wordt opgenomen op basis van de laatste gepubliceerde accresmededeling van het begrotingsjaar. Deze is doorgaans opgenomen in de septembercirculaire.

Personeelslasten

Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume worden geen voorzieningen getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode hiervoor is vier jaar. Als gevolg van deze bepaling worden een aantal personeelslasten verantwoord in de periode van uitbetaling.

Dividend

Dividendopbrengsten van deelnemingen worden verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.

Vennootschapsbelasting

Het bedrag voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt apart opgenomen in de staat van baten en lasten. De vennootschapsbelasting wordt verantwoord op basis van de fiscale grondslag.
Wanneer er sprake is van een recht op verliescompensatie wordt dit buiten de balanstelling opgenomen aan de actief zijde van de balans.

Tabel vastgestelde afschrijvingstermijnen

Afschrijvingsmethode

Investeringen die worden gedekt door een huuropbrengst of andere jaarlijkse vergoeding, worden annuïtair afgeschreven, ook als voor deze investeringen standaard een lineaire afschrijving geldt.

Afschrijvingstermijnen

Omschrijving

Afschrijvingsduur

Materiële vaste activa

Gronden en terreinen (Sport, speel, parkeer etc.)

15 – 40 jaar

Gronden (niet openbare dienst, ondergrond schoolgebouwen en binnenwater)

Geen afschrijving

Woonruimten

15 – 40 jaar

Bedrijfsgebouwen

15 – 40 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken (Wegen, kunstwerken straatmeubilair etc.)

5 – 40 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken (Riolering)

40 – 70 jaar

Vervoermiddelen

8 – 15 jaar

Machines, apparaten en installaties

7 – 20 jaar

Hard- en software

3 – 7 jaar

Overige materiële vaste activa

4 – 25 jaar

Immateriële vaste activa

Kosten sluiten geldlening

1 jaar

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

5 jaar

Overige immateriële vaste activa

5 – 10 jaar

Financiële vaste activa

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

5 jaar

Deze pagina is gebouwd op 06/24/2020 09:41:23 met de export van 06/24/2020 09:39:26